Deze nieuwsbrief verschijnt midden in de kerstvakantie. Zou de Melderslose schooljeugd aan het pinkelen, bandelen of triezele zijn? Of zou ze zich bezighouden met de Nintendo DSI, Hyves of de Wii? Het antwoord laat zich raden. Nu dient gezegd dat de winter ook niet het meest geschikte jaargetijde is om te pinkelen, bandelen of triezele. Stuk voor stuk zijn het namelijk kinderspelen die zich bij voorkeur in de buitenlucht afspelen. Maar ook in de andere jaargetijden zie je in Melderslo geen kinderen meer pinkelen, bandelen of triezele. Dat was vroeger wel anders. Speelgoedwinkels waren er maar weinig en al helemaal niet in kleine Noord-Limburgse dorpen. Bovendien was speelgoed duur. Was er dan helemaal geen speelgoed? Toch wel! Af en toe kwam de voddenman langs en die verkocht ook speelgoed. Zat daar niets bijzonders bij, dan maakten kinderen hun eigen speelgoed. Lukte dat niet, dan vroegen ze hun vader om hulp. Ook verzonnen ze allerlei spelletjes. De meeste daarvan zijn in de loop der tijden in de vergetelheid geraakt. Ook in Melderslo. Gelukkig heeft Toon Nellen ze wel gedetailleerd beschreven.
Toon's lijst met dertig kinderspelen Toon begint Speule in en um ’t hoes met een herinnering aan de voddenman (‘toddekel’): ‘Die spreidde op een oud tafelkleed zijn speelgoed uit. Als ’s middags de school uitging, lagen er fluitjes, hoornen poppetjes en veel speelgoed van Japans blik. Als lokkertjes lagen er ook een grote pop en een dikke bal. We vergaapten ons aan al die mooie spullen. Na het eten brachten we dan vol verwachting onze vodden naar de voddenman. Maar we werden altijd afgescheept met een waardeloze Japanse prul. De pop en de bal verdwenen weer in een koffer en met de koffer de voddenman. Dat de verleiding voor een kind wel eens groot was in die crisistijd, bleek wel uit het feit dat een kind eens zijn mooie jas aan de voddenman gaf in ruil voor een waardeloos fluitje!’ Maar fluitjes konden de kinderen in Melderslo net zo goed zelf maken: ‘We zochten een mooi gaaf stukje hout dat iets dikker was als een potlood. Daar sneden we een stukje uit, we maakten het goed nat met spuug (anders barstte de bast van het hout) en klopten met het heft van het mes van alle kanten op de bast. Daarbij zongen we: In de herfst werd er vaak gehoepeld (‘gebandeld’): ‘De meeste jongens gebruikten een oud wiel zonder spaken van een fiets. Het wiel kon je met een stok in de holte van het wiel voortduwen en besturen. Wie een kwartje had, liet bij de smid een hoepel maken die je met een ijzeren haak moest besturen. De meester liet soms alle kinderen een wedstrijd houden. Wie het eerst aan de andere kant van de speelplaats was, kreeg een cent!’ Pinkelen was een ander spel dat meest in de herfst werd gespeeld: ‘In de herfst werd er vaak gepinkeld. Om te pinkelen had je een stok nodig van ongeveer vijftig centimeter. De pinkel was een stukje hout met een dikte van vier centimeter en een lengte van tien centimeter. Het was aan beide kanten aangepunt. Lei ging dan in een cirkel staan met een doorsnee van ongeveer een meter. Hij sloeg de pinkel met de stok zo ver weg als hij kon. Bèr moest de pinkel terug in de cirkel gooien, maar Lei mocht ’m terug slaan. Viel de pinkel in de cirkel, dan was Lei af. Sloeg Lei ’m terug, dan mocht hij drie keer op de spitse punt van de pinkel slaan en als hij dan omhoog wipte, hem elke keer een klap verkopen. Na de derde keer probeerde Bèr de pinkel terug te gooien in de cirkel, maar dan mocht Bèr ’m niet terug slaan. Lukte het niet, dan mocht Lei nog twee keer pinkelen en dan werd de afstand tussen de cirkel en de pinkel met de schoen afgemeten. Elke schoen was een punt.’ Meisjes hadden hun eigen spelletjes. Steintje bijvoorbeeld: ‘Als wij tolden, dan deden de meisjes een spelletje waarbij ze met z’n drieën of vieren tegen een muur stonden. Elk meisje stond net als een heilige met twee handen tegen elkaar, maar zodanig dat er bovenaan een spleet open bleef. Truus stond ervoor, ook met de handen tegen elkaar. Tussen haar handen had ze een plat steentje. Dan begonnen ze allemaal te zingen: Een ander spelletje dat uitsluitend door meisjes werd gespeeld, was triezele: ‘Met gekruiste armen hielden Truus en Mia elkaar vast. Door met hun voeten in kleine stukjes een cirkel te maken, begonnen ze zo hard mogelijk rond te draaien.’ | ||
Bandelen | Fluitje | Pinkelen |
Meer informatie: Nieuwsbrief gemist? Klik dan
hier. |