Nederlands Nieuwsbrief december 2011: Wist u dat ... er in Melderslo vroeger werd gepinkeld, gebandeld en getriezeld?

Deze nieuwsbrief verschijnt midden in de kerstvakantie. Zou de Melderslose schooljeugd aan het pinkelen, bandelen of triezele zijn? Of zou ze zich bezighouden met de Nintendo DSI, Hyves of de Wii? Het antwoord laat zich raden. Nu dient gezegd dat de winter ook niet het meest geschikte jaargetijde is om te pinkelen, bandelen of triezele. Stuk voor stuk zijn het namelijk kinderspelen die zich bij voorkeur in de buitenlucht afspelen. Maar ook in de andere jaargetijden zie je in Melderslo geen kinderen meer pinkelen, bandelen of triezele. Dat was vroeger wel anders. Speelgoedwinkels waren er maar weinig en al helemaal niet in kleine Noord-Limburgse dorpen. Bovendien was speelgoed duur. Was er dan helemaal geen speelgoed? Toch wel! Af en toe kwam de voddenman langs en die verkocht ook speelgoed. Zat daar niets bijzonders bij, dan maakten kinderen hun eigen speelgoed. Lukte dat niet, dan vroegen ze hun vader om hulp. Ook verzonnen ze allerlei spelletjes. De meeste daarvan zijn in de loop der tijden in de vergetelheid geraakt. Ook in Melderslo. Gelukkig heeft Toon Nellen ze wel gedetailleerd beschreven.

Toon's lijst met dertig kinderspelen
Toon Nellen (1922-2008) groeide op in Melderslo. In 1994 stelde hij zijn herinneringen aan de kinderspelen uit zijn jeugd op schrift. Op acht A4-tjes beschreef hij nauwgezet meer dan dertig spelletjes en andere bezigheden van kinderen. Het document heeft als titel Speule in en um ’t hôes. In een aantal gevallen voegde hij ter verduidelijking tekeningetjes toe.
Deze nieuwsbrief bevat een kleine selectie van de door Toon beschreven kinderspelen. Omdat hij zijn tekst in het dialect schreef, verschijnt de nieuwsbrief voor de eerste keer zowel in een Nederlandse als dialectversie.

Toon begint Speule in en um ’t hoes met een herinnering aan de voddenman (‘toddekel’): ‘Die spreidde op een oud tafelkleed zijn speelgoed uit. Als ’s middags de school uitging, lagen er fluitjes, hoornen poppetjes en veel speelgoed van Japans blik. Als lokkertjes lagen er ook een grote pop en een dikke bal. We vergaapten ons aan al die mooie spullen. Na het eten brachten we dan vol verwachting onze vodden naar de voddenman. Maar we werden altijd afgescheept met een waardeloze Japanse prul. De pop en de bal verdwenen weer in een koffer en met de koffer de voddenman. Dat de verleiding voor een kind wel eens groot was in die crisistijd, bleek wel uit het feit dat een kind eens zijn mooie jas aan de voddenman gaf in ruil voor een waardeloos fluitje!’

Maar fluitjes konden de kinderen in Melderslo net zo goed zelf maken: ‘We zochten een mooi gaaf stukje hout dat iets dikker was als een potlood. Daar sneden we een stukje uit, we maakten het goed nat met spuug (anders barstte de bast van het hout) en klopten met het heft van het mes van alle kanten op de bast. Daarbij zongen we:
“’k Zuj zò gèr è flötje make
vaan alde bôêne staken
vaan iepen of vaan esten,
de eiken zien de besten,
hîêl af, half af,
trek de koew de staart maar af!”

Als het liedje afgelopen was, trokken we de bast van het hout af. Het voorste stukje werd er weer ingeschoven en de rest aan de achterkant.’

In de herfst werd er vaak gehoepeld (‘gebandeld’): ‘De meeste jongens gebruikten een oud wiel zonder spaken van een fiets. Het wiel kon je met een stok in de holte van het wiel voortduwen en besturen. Wie een kwartje had, liet bij de smid een hoepel maken die je met een ijzeren haak moest besturen. De meester liet soms alle kinderen een wedstrijd houden. Wie het eerst aan de andere kant van de speelplaats was, kreeg een cent!’

Pinkelen was een ander spel dat meest in de herfst werd gespeeld: ‘In de herfst werd er vaak gepinkeld. Om te pinkelen had je een stok nodig van ongeveer vijftig centimeter. De pinkel was een stukje hout met een dikte van vier centimeter en een lengte van tien centimeter. Het was aan beide kanten aangepunt. Lei ging dan in een cirkel staan met een doorsnee van ongeveer een meter. Hij sloeg de pinkel met de stok zo ver weg als hij kon. Bèr moest de pinkel terug in de cirkel gooien, maar Lei mocht ’m terug slaan. Viel de pinkel in de cirkel, dan was Lei af. Sloeg Lei ’m terug, dan mocht hij drie keer op de spitse punt van de pinkel slaan en als hij dan omhoog wipte, hem elke keer een klap verkopen. Na de derde keer probeerde Bèr de pinkel terug te gooien in de cirkel, maar dan mocht Bèr ’m niet terug slaan. Lukte het niet, dan mocht Lei nog twee keer pinkelen en dan werd de afstand tussen de cirkel en de pinkel met de schoen afgemeten. Elke schoen was een punt.’

Meisjes hadden hun eigen spelletjes. Steintje bijvoorbeeld: ‘Als wij tolden, dan deden de meisjes een spelletje waarbij ze met z’n drieën of vieren tegen een muur stonden. Elk meisje stond net als een heilige met twee handen tegen elkaar, maar zodanig dat er bovenaan een spleet open bleef. Truus stond ervoor, ook met de handen tegen elkaar. Tussen haar handen had ze een plat steentje. Dan begonnen ze allemaal te zingen:
‘Steintje, steintje, doow moos wanderen
Vaan den einen noa den anderen.
Wies mich heej, wies mich tao
Wies mich noa Amerikao!
Doow moos zeggen wiej daat schöne steintje hat.’
Op de maat van het liedje ging Truus met haar ene hand over de andere en liet het steentje stiekem in de hand van een ander meisje glijden. Het meisje waarbij Truus ophield met haar handen moest raden bij wie het steentje was. 

Een ander spelletje dat uitsluitend door meisjes werd gespeeld, was triezele: ‘Met gekruiste armen hielden Truus en Mia elkaar vast. Door met hun voeten in kleine stukjes een cirkel te maken, begonnen ze zo hard mogelijk rond te draaien.’


BandelenFluitjePinkelen

Meer informatie:
Klik hier voor vijf andere door Toon Nellen beschreven spelletjes uit de jaren dertig van de vorige eeuw.
Klik hier en hier voor andere kinderspelletjes van vroeger.
Klik hier voor het document van Toon Nellen 'Speule in en um ’t hôes'

Nieuwsbrief gemist? Klik dan hier.
Afmelden nieuwsbrief of een ander aanmelden? Klik dan hier.