Nieuwsbrief december 2008: Wist u dat ... in augustus 1944 aan de Sint-Odastraat een bom van duizend pond met vertraging ontplofte?
In een poging de oorlog te bekorten oefenden de geallieerden naarmate de Tweede Wereldoorlog (in Nederland van 1940-1945) voortschreed steeds meer druk uit op nazi-Duitsland om het land te verzwakken. De geallieerden kregen geleidelijk een luchtoverwicht. De talrijke grote bombardementsvluchten maakten veel indruk op de bevolking in Noord-Limburg, een gebied op de aanvliegroute naar het Roergebied.
Schuilkelder
Soms kwamen de vluchten over in het begin van de avond, maar meestal werd men ‘s nachts opgeschrikt door het monotone geluid van de aankomende groepen van vliegtuigen. Piet Lenssen, destijds woonachtig aan de Losbaan in Melderslo, herinnert zich: ‘We werden dan door onze ouders uit bed getrommeld en moesten naar de schuilkelder, die achter het huis in de grond uitgegraven was. Via een trap in het zand gingen we naar beneden en kwamen nog half slaperig in een bedompte muffe ruimte, met een specifieke grondlucht. Een kaars in een nis in de wand zorgde voor wat licht. Het licht mocht niet buiten zichtbaar zijn, dat was streng verboden.’
Duitse nachtjagers
Waar kwam de bom van duizend pond vandaan? Waarom werd deze bom boven Melderslo afgeworpen? De bom was afkomstig van een geallieerde bommenwerper die waarschijnlijk op weg was naar een doel in Duitsland. De route van Engeland naar het Duitse Ruhrgebied liep over Noord-Limburg. Dit deel van Duitsland werd verdedigd door vliegers van de Luftwaffe, die gelegerd waren op Fliegerhorst Venlo-Herongen , op de Venlose Heide. Het is een fabeltje dat dit het grootste Duitse vliegveld in West-Europa was. In het begin van de oorlog vlogen de geallieerde bommenwerpers overdag. Vanwege hoge verliezen aan de kant van de geallieerden werd besloten om niet meer overdag maar ’s nachts te vliegen. De Duitsers pasten hun verdediging hier op aan door gebruik te maken van nachtjagers. Tot medio 1942 maakten de Duitsers gebruik van luchtverkeersleiders die de nachtjagers naar hun doel praatten totdat de tegenstander via oogcontact in beeld kwam. Soms werd dit oogcontact vergemakkelijkt met zoeklichten die de tegenstander in het licht zette. Medio 1942 werd boordradar geïnstalleerd op de Duitse nachtjagers. Hierdoor waren de nachtjagers in staat hun prooi sneller, van grotere afstand en zonder hulp van zoeklichten te vinden. De vliegers van Fliegerhorst Venlo hebben in de loop van de Tweede Wereldoorlog meer dan 400 geallieerde vliegtuigen neergehaald. Nogmaals, waarom werd de bom boven Melderslo afgeworpen? Bijna alle bommenwerpers die in Noord-Limburg zijn neergestort werden of door nachtjagers neergehaald of boven Duitsland zwaar beschadigd door luchtafweer. Het vliegtuig dat de bom afwierp boven Melderslo was volgens het ooggetuigeverslag niet zichtbaar beschadigd. Waarschijnlijk werd dit toestel afgeschrikt door een Duitse nachtjager en liet het zijn bommenlast vallen – buiten het eigenlijke doelgebied - om zijn vege lijf te redden. Toevallig landde deze bom in Melderslo.
Een spectaculaire oorlogsbelevenis van Wiel Custers
Wiel Custers, toen een jongetje van een jaar of acht, wonend aan de Sint-Odastraat in Melderslo, maakte aan het eind van de oorlog iets bijzonders mee tijdens een bombardement. Hij vertelt:
Doffe klap
‘Het was in een nacht eind augustus 1944. We zaten weer in de schuilkelder, de oorlog in de lucht was in volle gang. Na een tijdje ging mijn vader Grad Custers eens buiten kijken of het gevaar nog niet geweken was. Hij kwam snel terug. Er klonk een doffe klap vlakbij, vanaf het zuidoosten vloog een bommenwerper vrij laag over. Er leek iets gevallen te zijn, maar er was geen ontploffing, ook geen rook of vuur. Het vliegtuig scheen niet in acute nood te zijn, het was gissen wat dit geweest kon zijn. Dat was het onheilspellende van de oorlog. Iedereen was enigszins bang voor het noodlot dat ieder moment kon toeslaan door vallende vliegtuigen, afgeworpen benzinetanks, bommen en vliegtuigonderdelen. De zelfgemaakte schuilkelders boden maar gedeeltelijk bescherming.’
Niet ontploft
‘Toen het stil werd in de lucht konden we weer naar binnen naar ons eigen bed en vielen van vermoeidheid weer in slaap. Bij het licht worden de volgende morgen werd er rondgekeken of er niets verdachts te vinden was. Met de buren werden ervaringen uitgewisseld om er achter te komen of zij ook iets gezien of gehoord hadden. Inderdaad bevond zich op het einde van de Sint-Odastraat, waar de weg naar rechts draait, in het weiland een flink gat in de grond en volgens de politie zat hier een vijfhonderdponder in de grond, die niet ontploft was. Dit was geen prettige mededeling want zo’n ding kon dus toch nog elk moment af gaan. De politie zette de plek af zodat er niemand dicht bij kon komen. Op enkele nieuwsgierigen na werd deze plek dan ook angstvallig gemeden. Van de andere kant wist men wel dat een ontploffende bom die diep in de grond zat minder gevaar opleverde. De politie kwam ‘s morgens langs de deur met het verzoek de ramen zoveel mogelijk open te zetten vanwege ontploffingsgevaar.’
Ontploffing
‘Het geeft een raar gevoel te moeten leven met vlak bij een zwaar projectiel in de grond. In hoeverre kan het ontstekingsmechanisme met vertraging gaan werken? Niemand wist het. We hoefden niet lang te wachten. Dezelfde dag rond half vier in de middag was er plotseling rookontwikkeling vanaf de plek van de bom. Wij waren buiten bij huis. Gelukkig had mijn vader het snel gezien. Hij gooide mijn broer en mij op de grond en ging op ons liggen. Net op tijd, want een zwaar onweerachtig gerommel weerklonk. Dit eindigde met een zware doffe klap. We voelden de luchtdruk, bij het bekomen van de schrik zagen we dat diverse ruiten uit ons huis gesneuveld waren, ook al was de afstand tot de ontploffende bom honderdtwintig meter. Een houten kippenhok was achterover gedrukt, een dikke perenboom had het hok nog tegengehouden. Maar gelukkig was niemand gewond, ook bij de buren niet. Wel waren bij onze buren, de families Huys en Craenmehr, ook diverse ruiten gesneuveld.’
Krater
‘Doordat de ontploffing toch nog onverwachts kwam, waren er nog enkele mensen op de weg. Ze waren op de grond gaan liggen en kregen nog een halve kruiwagen zand over zich heen. Het was volgens deskundigen een geluk dat de bom diep in de grond zat, anders hadden we het misschien niet overleefd. Een dikke laag grond had de klap gedempt. Dat de bom van zwaar kaliber was bleek wel uit de krater die was ontstaan bij de ontploffing: 22 meter doorsnee en 5,5 meter diep. Uit later onderzoek bleek dat het ging om een duizendponder: een aanmerkelijk zwaarder formaat projectiel dan men eerder vermoedde.’
|